|
|||||||||||||||
RBVIhoofdstuk vers HSV (TR) Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. NBV (NA27) Vanaf dat moment begon Jezus zijn verkondiging. 'Kom tot inkeer,' zei hij, 'want het koninkrijk van de hemel is nabij!' NBG51 (N(A)) Van toen aan begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. NW (WH) Van die tijd af begon Jezus te prediken en te zeggen: 'Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.' RBV (BZ+) Vanaf dat moment begon Jezus te verkondigen en te zeggen: 'Kom tot inkeer, want het Koninkrijk van de hemelen is nabij gekomen.' RBVI (BZ+) vanaf dat moment begon de Jezus te verkondigen en te zeggen kom tot inkeer is nabij gekomen want het Koninkrijk van de hemelen vanaf   απο apo G575.. gebruikte vertalingenvan(73), uit(33), vanaf(19), voor(11), aan(9), weg(7), vanuit(4), {door}(3), vandaan(3), -(2), vanwege(2), {op}(2), door(1), {bij}(1) van(uit).. G575van(uit) uit, vanaf, voor, aan, weg, vanwege, vandaan PREP vz.. woordvormvoorzetsel van(uit).. gebruikte vertalingenvan(53), uit(31), vanaf(13), voor(11), weg(6), aan(6), vanuit(4), {door}(3), vandaan(2), {op}(2), vanwege(2), door(1), {bij}(1), -(1) dat moment   τοτε tote G5119.. gebruikte vertalingentoen(57), dan(33), dat moment(3), -(2), op dat moment(1) toen.. G5119toen dan, (op) dat moment ADV bw.. woordvormbijwoord toen.. gebruikte vertalingentoen(57), dan(33), dat moment(3), -(2), op dat moment(1) begon   ηρξατο èrxato G756.. gebruikte vertalingenbegon(16), Hij begon(5), begonnen(4), zij begonnen(3), begon hij(3), begon Hij(2), begonnen zij(2), begon zij(1), zou beginnen(1), hij begon(1), te beginnen(1) G5662..gebruikte vertalingenbegon(15), antwoordde(7), raakte aan(6), Hij begon(5), begonnen(4), begon hij(3), zij begonnen(3), heeft geboden(3), zij heeft verricht(2), Hij bad(2), antwoordde Hij(2), heeft aangeraakt(2), begonnen zij(2), jullie hebben opgezocht(2), antwoordden(2), begon Hij(2), raakte Hij aan(2), Hij antwoordde(2), hij ontkende(1), zij antwoordden(1), begon zij(1), zij antwoordde(1), schonk hij(1), bidden(1), Hij had geantwoord(1), zij maakten verwijten(1), had geantwoord(1), geboden had(1), hij gebood(1), U vervloekt hebt(1), ontkende hij(1), antwoorden(1), danste(1), jullie hebben gedanst(1), streng gelastte(1), Hij raakte aan(1), aanraakten(1), gebood(1), ik geboden heb(1), beveiligden(1), Hij ontkende(1), hij handelde(1), zij vertelden(1) beginnen.. G756beginnen V-ADI-3S ev ww med-d.. woordvormenkelvoud werkwoord medium-deponent (hij/zij/het) begon.. gebruikte vertalingenbegon(14), Hij begon(5), begon hij(3), begon Hij(2), begon zij(1) de   ο o G3588.. gebruikte vertalingende(2553), het(619), van de(454), -(244), die(177), van het(62), tot de(61), wat(48), wie(42), aan de(38), dat(27), DIE(26), voor de(24), met de(21), op de(10), van die(9), Die(8), van(6), voor het(6), de toe(5), dan de(5), {tijdens} de(5), aan die(5), deze(5), tot die(5), dit(4), aan het(4), bij de(3), onder de(2), in de(2), tot(2), aan(2), tot het(2), door de(2), voor wie(2), met het(2), {in} de(2), naar de(2), {iemand}(1), {op} de(1), {dat}(1), {wie}(1), over de(1), {met} de(1), {uit} de(1), Wat(1), van wie(1), voor die(1), De(1), {sommigen}(1), op het(1), {naar} de(1), DE(1), dan het(1), aan wie(1), {van} de(1), {voor} het(1) de.. G3588de (van/tot) het, die, dat, dit, wie, wat T-NSM m ev lw nom.. woordvormmannelijk enkelvoud lidwoord nominatief de.. gebruikte vertalingende(552), -(88), die(42), het(39), wie(36), DIE(9), Die(6), wat(4), dat(3), deze(1), {van} de(1), De(1), DE(1) Jezus   ιησους ièsous G2424.. gebruikte vertalingenJezus(260), van Jezus(5), Jezus!(3), over Jezus(1) Jezus.. G2424Jezus betekent: JEHOVAH is redding N-NSM m ev zn nom.. woordvormmannelijk enkelvoud zelfstandig-naamwoord nominatief Jezus.. gebruikte vertalingenJezus(199) te verkondigen   κηρυσσειν kèrussein G2784.. gebruikte vertalingente verkondigen(4), verkondigde(3), wordt verkondigd(2), hij verkondigde(2), verkondigden(1), zij verkondigden(1), verkondingen(1), verkondingden(1), om te verkondigen(1), verkondigd worden(1), hij verkondingde(1), verkondig(1), verkonding(1), zal verkondigd worden(1), Ik kan verkondigen(1), Hij verkondigde(1) G5721..gebruikte vertalingente zeggen(10), om te horen(6), te verkondigen(4), had(4), om te genezen(3), onderwijs te geven(3), zeer verontrust te worden(2), horen(2), spreken(2), om aan te houden(2), voor te gaan(2), pas op(2), zeiden(2), te drinken(2), te eten(2), zaaien(2), te vloeken(2), te vermanen(2), voortbrengen(2), dienen(2), om te vergeven(2), om te hebben(2), vasten(2), verwonderde(2), lief te hebben(2), uit te zenden(1), te {banen}(1), te smeken(1), luisten(1), om te verkondigen(1), om uit te werpen(1), uitwerpen(1), nestellen(1), op aandrongen(1), te onderwijzen(1), rondlopen(1), te spreken(1), Hij uit te werpen(1), te misleiden(1), te bespuwen(1), lang bleef(1), te stompen(1), te bedekken(1), te roepen(1), voornaamsten zijn(1), te ondervragen(1), vasthouden(1), te dragen naar(1), verheerlijkten(1), volgen(1), zeer verontwaardigd te worden(1), overkomen(1), roeien(1), om te geven(1), te doen(1), om te doen(1), te plukken(1), sprak(1), zag(1), sliepen(1), om te zaaien(1), te verwijten(1), om te onderwijzen(1), doen(1), te kunnen zeggen(1), te geven(1), kon(1), zij konden uitwerpen(1), treuren(1), er nestelen(1), te hebben(1), vrij te laten(1), te zweren(1), zij spraken(1), om te spreken(1), er plaats was(1), bekend te maken(1), te slaan(1), te zoeken(1), in te laten zien(1), te onderscheiden(1), te lijden(1), houden(1), na te laten(1), er plaats maken(1), vergeven(1) verkondingen.. G2784verkondingen V-PAN ww act.. woordvormwerkwoord actief te verkondigen.. gebruikte vertalingente verkondigen(4), om te verkondigen(1) en   και kai G2532.. gebruikte vertalingenen(2176), ook(98), nu(30), {maar}(12), dan(8), én(6), -(6), {toen}(5), zelfs(5), {toch}(4), {met}(1), {als}(1) en.. G2532en ook, nu, dan, -, zelfs, {maar}, {toen}, {toch}, {met}, {als} CONJ vw-s.. woordvormvoegwoord-samenvoeging en.. gebruikte vertalingenen(2176), ook(98), nu(30), {maar}(12), dan(8), én(6), -(6), {toen}(5), zelfs(5), {toch}(4), {met}(1), {als}(1) te zeggen   λεγειν legein G3004.. gebruikte vertalingenzei(150), zeiden(64), Ik zeg(62), Hij zei(38), zij zeiden(24), zeggen(20), hij zei(14), zei Hij(14), te zeggen(13), zeg(11), zegt(10), wordt genoemd(10), zeg Ik(10), zeiden zij(9), vroegen(7), zij vroegen(4), werd genoemd(4), zij zei(4), zij zeggen(3), zei hij(3), te spreken(2), had gezegd(2), noemt u(2), vroeg(2), ik zeg(2), Hij had gezegd(1), vraagt(1), jullie noemen(1), sprak(1), genoemd werd(1), jullie spreken(1), vertelden(1), noemt(1), heeft gezegd(1), spreekt(1), hij zegt(1), gezegd(1), zegt hij(1), zeggen jullie(1), vraag(1), HIj zei(1), te kunnen zeggen(1), hij vroeg(1), zei{den}(1), u spreekt(1), vroegen zij(1), jullie zeggen(1), Hij vroeg(1), {luidde}(1) G5721..gebruikte vertalingente zeggen(10), om te horen(6), te verkondigen(4), had(4), om te genezen(3), onderwijs te geven(3), zeer verontrust te worden(2), horen(2), spreken(2), om aan te houden(2), voor te gaan(2), pas op(2), zeiden(2), te drinken(2), te eten(2), zaaien(2), te vloeken(2), te vermanen(2), voortbrengen(2), dienen(2), om te vergeven(2), om te hebben(2), vasten(2), verwonderde(2), lief te hebben(2), uit te zenden(1), te {banen}(1), te smeken(1), luisten(1), om te verkondigen(1), om uit te werpen(1), uitwerpen(1), nestellen(1), op aandrongen(1), te onderwijzen(1), rondlopen(1), te spreken(1), Hij uit te werpen(1), te misleiden(1), te bespuwen(1), lang bleef(1), te stompen(1), te bedekken(1), te roepen(1), voornaamsten zijn(1), te ondervragen(1), vasthouden(1), te dragen naar(1), verheerlijkten(1), volgen(1), zeer verontwaardigd te worden(1), overkomen(1), roeien(1), om te geven(1), te doen(1), om te doen(1), te plukken(1), sprak(1), zag(1), sliepen(1), om te zaaien(1), te verwijten(1), om te onderwijzen(1), doen(1), te kunnen zeggen(1), te geven(1), kon(1), zij konden uitwerpen(1), treuren(1), er nestelen(1), te hebben(1), vrij te laten(1), te zweren(1), zij spraken(1), om te spreken(1), er plaats was(1), bekend te maken(1), te slaan(1), te zoeken(1), in te laten zien(1), te onderscheiden(1), te lijden(1), houden(1), na te laten(1), er plaats maken(1), vergeven(1) zeggen.. G3004zeggen noemen, vragen, spreken, vertellen V-PAN ww act.. woordvormwerkwoord actief te zeggen.. gebruikte vertalingente zeggen(10), zeiden(2), te spreken(1), te kunnen zeggen(1) kom tot inkeer   μετανοειτε metanoeite G3340.. gebruikte vertalingenkom tot inkeer(3), tot inkeer te laten komen(1), zij kwamen tot inkeer(1), hadden zij tot inkeer gekomen(1), ze tot inkeer kwamen(1) G5720..gebruikte vertalingenga(28), pas op(8), blijf waken(8), laat hij horen(6), heb goede moed(5), volg(5), breng(4), let op(4), goedendag(4), eer(4), zie toe(3), blijf doen(3), geloof(3), kom tot inkeer(3), verhinder(3), blijven volgen(2), hoor(2), moet {gebracht worden}(2), begrijp(2), help(2), laat scheiden(2), maak(2), heb(2), laat zij vluchten(2), laat hij begrijpen(2), vlucht(2), luister(2), kijk uit(2), blijf zoeken(2), verzamel schatten(2), loop(2), hoor!(1), weten jullie(1), zwijg(1), wees bezorgd(1), zijn jullie bezorgd(1), blijf wakker(1), laat hij naar beneden gaan(1), ga weg(1), heb geloof(1), blijf(1), vergeef(1), wees van tevoren bezorgt(1), overdenk(1), vrede(1), blijf zegenen(1), oordeel(1), Luister(1), spreek(1), zie erop toe(1), verkondig(1), laat het weten(1), geloven jullie(1), weest verheugd(1), brengen(1), wek op(1), maak rein(1), werp uit(1), vertrek(1), geef(1), blijf vragen(1), houd jullie aan(1), doe(1), laat hij er plaats voor maken(1), blijf kloppen(1), blijf liefhebben(1), ga weg jullie(1), Zie toe(1), genees(1) tot inkeer komen.. G3340tot inkeer komen anders gaan denken*, berouw hebben* V-PAM-2P mv ww act.. woordvormmeervoud werkwoord actief (JULLIE) kom tot inkeer.. gebruikte vertalingenkom tot inkeer(3) is nabij gekomen   ηγγικεν èngiken G1448.. gebruikte vertalingenis nabij gekomen(7), zij naderden(2), nabij kwam(1), nadert(1) G5758..gebruikte vertalingenjullie weten(9), is nabij gekomen(7), ik ken(5), wij weten(4), weet(4), ik weet(3), heeft verlost(3), Ik heb van tevoren gezegd(2), Hij heeft gemaakt(1), is uitgegaan(1), gedaan heeft(1), komen(1), u kent(1), gezeten heeft(1), Hij gestorven was(1), is gekomen(1), er heeft {in} geworpen(1), begrijpen jullie(1), staan(1), staan jullie(1), hebt U gemerkt(1), weten(1), zijn gestorven(1), verkocht(1), ben Ik uitgegaan(1), jullie {achten}(1), weet hij(1) na(der)bij komen.. G1448na(der)bij komen naderen V-RAI-3S ev ww act.. woordvormenkelvoud werkwoord actief (hij/zij/het) is nabij gekomen.. gebruikte vertalingenis nabij gekomen(7) want   γαρ gar G1063.. gebruikte vertalingenwant(197), toch(3), dan(2), -(1) want.. G1063want dan, toch CONJ vw-s.. woordvormvoegwoord-samenvoeging want.. gebruikte vertalingenwant(197), toch(3), dan(2), -(1) het   η è G3588.. gebruikte vertalingende(2553), het(619), van de(454), -(244), die(177), van het(62), tot de(61), wat(48), wie(42), aan de(38), dat(27), DIE(26), voor de(24), met de(21), op de(10), van die(9), Die(8), van(6), voor het(6), de toe(5), dan de(5), {tijdens} de(5), aan die(5), deze(5), tot die(5), dit(4), aan het(4), bij de(3), onder de(2), in de(2), tot(2), aan(2), tot het(2), door de(2), voor wie(2), met het(2), {in} de(2), naar de(2), {iemand}(1), {op} de(1), {dat}(1), {wie}(1), over de(1), {met} de(1), {uit} de(1), Wat(1), van wie(1), voor die(1), De(1), {sommigen}(1), op het(1), {naar} de(1), DE(1), dan het(1), aan wie(1), {van} de(1), {voor} het(1) de.. G3588de (van/tot) het, die, dat, dit, wie, wat T-NSF v ev lw nom.. woordvormvrouwelijk enkelvoud lidwoord nominatief de.. gebruikte vertalingende(119), het(56), -(8), die(5), deze(2), dit(1), dat(1) Koninkrijk   βασιλεια basileia G932.. gebruikte vertalingenKoninkrijk(67), koninkrijk(9), een koninkrijk(1), koninkrijken(1) koninkrijk.. G932koninkrijk N-NSF v ev zn nom.. woordvormvrouwelijk enkelvoud zelfstandig-naamwoord nominatief koninkrijk.. gebruikte vertalingenKoninkrijk(25), koninkrijk(5), een koninkrijk(1) van de   των tòn G3588.. gebruikte vertalingende(2553), het(619), van de(454), -(244), die(177), van het(62), tot de(61), wat(48), wie(42), aan de(38), dat(27), DIE(26), voor de(24), met de(21), op de(10), van die(9), Die(8), van(6), voor het(6), de toe(5), dan de(5), {tijdens} de(5), aan die(5), deze(5), tot die(5), dit(4), aan het(4), bij de(3), onder de(2), in de(2), tot(2), aan(2), tot het(2), door de(2), voor wie(2), met het(2), {in} de(2), naar de(2), {iemand}(1), {op} de(1), {dat}(1), {wie}(1), over de(1), {met} de(1), {uit} de(1), Wat(1), van wie(1), voor die(1), De(1), {sommigen}(1), op het(1), {naar} de(1), DE(1), dan het(1), aan wie(1), {van} de(1), {voor} het(1) de.. G3588de (van/tot) het, die, dat, dit, wie, wat T-GPM m mv lw gen.. woordvormmannelijk meervoud lidwoord genetief (van) de.. gebruikte vertalingenvan de(141), de(80), die(8), van die(7), -(3), voor de(3), onder de(2), van(1), dan de(1)
|
|||||||||||||||